Woord: aak
aak , aak? , aake joe?
, is het niet zoo? Bron: Boers, B. (1843), [Goerees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57 |
aak , aak? , aake joe?
, is het niet zoo? Bron: Boers, B. (1843), [Overflakkees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57 |
aak , ake , aak
, door de landlieden èke of èk uitgesproken, is een woord waarmede men de kinderen van iets wil afschrikken of er hun het leelijke van te kennen wil gev Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
aak , aak , (vrouwelijk)
, aaken , aak. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
aak , ääk
, (Gunninks woordenlijst van 1908) aak Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
aak , aek , zelfstandig naamwoord
, aeke , aekie , aak, plat vaartuig Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
aak , aok
, aoke , äökske , aak Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |