Woord: aangereed
aangereed , anred*
, vgl. ijgenred * (ook de aanteekening.) Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
aangereed , anred , angered , bijvoeglijk naamwoord
, in zels anred zelfgemaakt, gezegd van stoffen voor kleding enz. Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |