Woord: achterbint
achterbint , achterbint , (zelfstandig naamwoord onzijdig)
, Het touw, dat over de ponder van een volgeladen hooiwagen wordt geslagen, om het hooi van achteren vast te leggen. Het touw aan de voorzijde heet voorbint; zie wagenbint en vgl. BERKHEY. Nat. Hist. 9, 211. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
achterbint , achterbinde*
, denk bij de opgegeven woorden aan het HD. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
achterbint , achterbint , zelfstandig naamwoord ’t
, Het touw dat over het achtereinde van een hooiponder wordt geslagen en aan de achterzijde wordt vastgesjord ten einde de vracht hooi van achteren vast te leggen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
achterbint , achterbijn , zelfstandig naamwoord
, achterbint, achterste touw aan de *weesboom of *polderboom over de lading hooi op een hooiwagen (KRS: Hout; LPW: Lop) Zie hoofdstuk 4, punt 11: hooi . Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 28). Bijn komt waarschijnlijk van bijnen = binden (Van Veen 1989, p. 28). Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
achterbint , achterbin , achterbinde, achterbind, achterbiende
, achterbinden , (Kop van Drenthe). Ook achterbinde (Kop van Drenthe), achterbind (Veenkoloniën), achterbiende (Zuidwest-Drenthe, zuid) = touw aan de achterkant van de wagen bij het inhalen van de oogst, z. ook achterriep Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |