Woord: contrei
contrei , kontrain*
, bij van Dale: contrei, contreie. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
contrei , kontrein
, buurt, omgeving. In die kontrein was hie helemaole niet bekend. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
contrei , kontrei , kontreinen , zelfstandig naamwoord
, meestal mv.: de; omgeving Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |