Woord: corruptie
corruptie , [gebrek] , krupsies
, (zijn corrupsies) = ziekelijke lichaamsgebreken. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
corruptie , krupsie , kripsie, schripsie
, (Ommelanden), voor: verdrietige drukte, iets dat last, moeite veroorzaakt; ook voor dien last zelf genomen. Noord-Brabant krupsies = hindernissen. West-Vlaamsch kripse, kripsie = ongezondheid, lichamelijke kwelling, krankte. ’t Leven van den mensch is al kripsen en ellenden. (De Bo). Verbasterd van corruptie = lichaamskwaal, enz. schripsie (Ommelanden) = drukte, moeite; ’t is ’n schripsie = ’t is ’n geschrip = ’t is ’n zwoegen, sloven, enz. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
corruptie , geschrip
, zie schripsie *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
corruptie , krupsies , zelfstandig naamwoord meervoud
, Kwaaltjes, gebreken. Het woord is een verbastering van corrupties. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
corruptie , krupsie , zelfstandig naamwoord
, de; kleine ziekte, ongemak Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
corruptie , krupsie , zelfstandig naamwoord
, kwaaltje (Tilburg en Midden-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
corruptie , krupsie , zelfstandig naamwoord
, "kwaal; van Franse 'corruption' = kleine kwaal, ziekelijke gril, treurige toestand van lichaam en geest. Mandos - Brabantse Spreekwoorden (2003) - aaltij krupsies hèbbe (We '37); N. Daamen - handschrift 1916 - ""krupsies - hij hee aaltij allerlei krupsies (kwalen)""; WNT KRUPSIE - wsch. uit 'corruptie'. Gewoonlijk in 't meerv. gebruikt voor: lichamelijke kwellingen, klein ongemak." Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |