Woord: ooievaarsbloem
ooievaarsbloem , [soort plant] , eiberbloem
, de gele Lischbloem, Iris Pseudacorus, Gron. aiberbloum, en vissenstart. v. Hall Neerl. Plantensch. p. 223. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
ooievaarsbloem , aiberbloum
, de gele Lischbloem, Iris Pseudacorus; (Neerl. Plantensch. p. 223), Drentsch eiberbloem. Zie ook: kiewietsbloumen Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
ooievaarsbloem , aiberbloum*
, zie ook kiewietsbloumen *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
ooievaarsbloem , eiberbloem , aaiberbloem
, (wm). Ook aaiberbloem (Kop van Drenthe) = gele lisbloem, Iris pseudacorus Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
ooievaarsbloem , ooievaarsbloem , de
, (Zuidwest-Drenthe, zuid) = bloem, Cardamine pratensis Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |