Woord: haalstok
haalstok , hoalstok
, eigenlijk een hout met haak om er den pot, enz. aan te hangen, maar ook: hoal; zie aldaar. Zegswijs: moord over hoalstok scheeuwen = moord en brand roepen; altijd spottend gezegd. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
haalstok , hoalstok
, hoal* (bldz. 526) en vgl. moord * (bl. 270.) Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |