Woord: hijmen
hijmen , hiemen
, hijgen, moeilijk ademhalen vergezeld van piepende geluiden, als bv. van asthmalijders; ook Gron. Oostfr. Neders. Holst. – Oudfr. heime, hime, himme, Noordfr. himen; Kil. himmen, himen = hijgen. ’t Woord zal klanknab. zijn. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
hijmen , hiemen
, (bij Swaagman himen) = hijgen, moeilijk ademhalen, vergezeld van piepende geluiden, als bv. van asthmalijders; ook Drentsch Friesch Oostfriesch Nedersaksisch Holsteinsch – Oud-Friesch heeme, hime, himme Noordfriesch hîmen, Deensch hime, Kil. himmen, himen = diep ademhalen, zuchten. ’t Woord zal klanknabootsend zijn. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
hijmen , hîmen
, Het moeilijk, hoorbaar, lang ademhalen, dat het zware hoesten, vooral bij kinkhoest, voorafgaat. Kil. himmen, himen – hijgen. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
hijmen , hiemen*
, bij v. Dale (gewestelijk): hijmen. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
hijmen , hîmen
, Het moeilijk, hoorbaar, lang ademhalen, dat het zware hoesten, vooral bij kinkhoest, voorafgaat. Kil. himmen, himen – hijgen. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
hijmen , hiimen , [hīm̥]
, hijmen: hoorbaar ademhalen van asthmalijder Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
hijmen , hiemm , iemm , werkwoord, zwak
, piepen, in de borst Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
hijmen , hiemen
, hijgen Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
hijmen , hiemen
, piepend ademhalen. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
hijmen , hiemen
, hiemen, ehiemd , piepend ademhalen. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
hijmen , hiemen , zwak werkwoord, onovergankelijk
, hijgen, moeilijk ademen, piepen Heur hom is hiemen! (Row), De olde baos hef het arg op de borst hie hiemt ’t uut (Hgv), Het hiemt Klaos zo op de borst (Hav), ...in de börst (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hijmen , iemen , (werkwoord)
, iemen, e-iemd , 1. zwaar hijgen; 2. piepend ademhalen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
hijmen , [hijgen] , hiemen
, hijgen; hiemig, 1. kortademig; 2. aamborstig. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |