Woord: Hummes
Hummes , Van-der-Hōmmes
, zie: oomkool. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
Hummes , Hōmmes , van der Hōmmes
, = het ook elders gemeenzaam gebruikte “van der Hummes”, maar hier dikwerf uitgebreid tot van der Hōmmes met de keezekuten; zie oomkòòl *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
hummes , hummes! , uitroep
, op zij! Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
hummes , hemmes , hummes , bezittelijk voornaamwoord
, Van hem, de of het zijne, de zijnen. | Dut is jouwes en dat is hemmes, dat benne hemmes. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
Hummes , Hummes
, in de combinatie Van der Hummes, persoon van wie men de naam niet kan of wil noemen. | Deer komt Van der Hummes ok weer an. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
hummes , humsie
, die daar, dingetje... Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
hummes , humko , hummes, homko, homsko, umko, omekool, omkool, omko , de
, humko’s , (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook hummes (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), homko, homsko (Noord-Drenthe), umko (Zuidoost-Drents veengebied), omekool (Zuidwest-Drenthe, zuid), omkool (Zuidwest-Drenthe, zuid, wm), omko (Kop van Drenthe) = hij of hem daar, manspersoon, die je vaak niet helemaal serieus neemt Daor komp humko ok weer an (Klv), Homko het ’t zegd (Eel), Humko wet ’t aaid beter (Sle), ook in Door hej hummes ook (Dwi), ... Van der Hummes ook (Die) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hummes , ummesien
, hij/zij, gezegd als men niet op iemands naam kan komen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
hummes , hummes , zelfstandig naamwoord
, de; hij, die persoon Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |