Woord: huurcharter
huurcharter , huurschatter*
, in geschrifte huurcerter, en als zoodanig in de Veenkoloniën eene, oorspronkelijk onderhandsche, altoosdurende en onverhoogbare verhuring: vgl. Heres Diddens, Academisch Proefschrift Groningen 1893 (vooral bldz. 95.) Zoo verkoopt nog de stad Groningen “het Recht van de Huurcerter op een Veenplaats.” De officieele spelling zou aan eene verbastering van het woord “charter” kunnen doen denken: bovengenoemde schrijver heeft zich aan eene verklaring van de afleiding of den oorsprong van het woord niet gewaagd. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |