Woord: kalamink
kalamink , kalmink , (onzijdig)
, kalmink. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
kalamink , kallemenk , (onzijdig)
, kalmink. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
kalamink , kemink
, (klemtoon op: mink); zekere zwarte wollen stof, waarvan de strepen beurtelings glad en dof zijn; keminken rok (vrouwenkleedingstuk); keminken weerschien = weerschijn als van kemink. – Verbastering van het Engelsche kembings; to kemb = kammen. (Weil. v. Dale: kalamink, kalmink, zekere wollen stof, aan de eene zijde geglansd als satijn, meer gestreept dan gebloemd.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
kalamink , kemink*
, bij v. Dale; kalamink. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |