Woord: kateker
kateker , kat-eker
, eekhoorn. Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo. |
kateker , katéker , (mannelijk)
, eekhoorn, sciurus vulgaris. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
kateker , ketijkertien
, (Westerwolde) = ijkertien (Stad-Groningsch) = eekhoorntje; Overijselsch eekertien. Vgl. Hoogduitsch Eichkätzchen en vooral Eichhorn, bij Grimm. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
kateker , ketijkertien*
, blijkens ʼt Oostfriesch op bldz. 532 zal dit woord een verbastering zijn van ʼt Hoogduitsch: Eichkatzchen; zie vooral “Eichhorn” hij Grimm. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
kateker , kateker , mannelijk
, eekhoorn. zie ook: boomeiker Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
kateker , ketijkertien
, (ouderwets), eekhoorn Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
kateker , kateiker , keteiker , de
, kateikers , (Zuidoost-Drents veengebied). Ook keteiker = eekhoorn De kateikers waren an het ekkels zuiken (Nsch), zie ook iekhoorn Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |