Woord: knevelteend
knevelteend , kniffeltoond , kniefeltoond, nieveltoond
, loopen met de teenen naar binnen gekeerd; Oostfriesch knifeltônd, knifeltônig. Van: knijpen. Vgl. schaihakke. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
knevelteend , kniffeltoond*
, vergel. schaihak *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
knevelteend , nieveltoons , nivvelteund
, lopen met naar binnenstaande tenen Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
knevelteend , nieveltoons , niffeltoons, knieveltoons, nievelteuns, nieveltoon , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, (niet Zuidwest-Drenthe). Ook niffeltoons (Midden-Drenthe), knieveltoons. (Veenkoloniën), nievelteuns (Ros), nieveltoond (Midden-Drenthe) = met de tenen of hoeven naar binnen gericht Ie kunt wal an zien schoenen zien dat e wat nieveltoons lop (Exl), Dat peerd staait, ...lop aordig nieveltoons (Rod), Een nieveltoons peerd is een beste in de eerappels (Eev), Het is wal een schier wicht, maor zie lop zo nieventoons (Bor), Loop niet zo nieveltoons, ij trapt jezölf op de tienen (Emm), Die kerel lop aordig nieveltoons, die hef helemaol tienveurtwee benen (And) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |