Woord: haberdoedas
haberdoedas , habbedoedas , abbedoedas
, oorveeg. [Habe du dass!] Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
haberdoedas , labbedoedes
, oorveeg, Gron. oabeldoedas, verbast. van ’t HD. habe du das! Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
haberdoedas , oabeldoedas , aberdoedas
, klap, oorveeg, Overijselsch habbedoedas (in ’t Nederlandsch verouderd) bv. v. Lennep labberdoedas. Oostfriesch habbedudas (’t Hoogduitsche: habe du das). Vgl. anwaisel. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
haberdoedas , abbedudas , (mannelijk)
, Klap, opstopper. Aj nu n(i)eet ü̑tscheit dan zak u ’n abbedudas géven daj de grond zö̂kt. Gron. Aobeldudas. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
haberdoedas , oabeldoedas*
, bij v. Lennep: labberdoedas. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
haberdoedas , abbedudas , (mannelijk)
, Klap, opstopper. Aj nu n(i)eet ü̂tscheit dan zak u ’n abbedudas géven daj de grond zö̂kt. Gron. Aobeldudas. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
haberdoedas , labbernoekas
, zeer misvormd iets, rare sinjeur enz. Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
haberdoedas , abbedoedas , abedoedas, aberdoedas, abbedoes, abbedoeas, habbad , de
, abbedoedassen, habbadoedassen , Ook abedoedas (Zuidoost-Drents zandgebied, Veenkoloniën, wb), aberdoedas (Zuidoost-Drents veengebied), abbedoes (Midden-Drenthe), abbedoeas (Midden-Drenthe) = 1. ferme klap Ene een abbedoedas geven (Die), ...an de oren geven (N:ti) 2. lummel (wb: Kop van Drenthe) Wat een abedoedas van een kerel (Eel), zie ook labbedoedas; habbadoedas (Midden-Drenthe) = flinke klap Aj neeit opholdt, zal ik je een habbadoedas verkopen (Gas); wabbedoedes (Kop van Drenthe) = klap Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
haberdoedas , labbedoedas , abbedoedas
, klap Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
haberdoedas , abedoedas
, klap met de vuist. Ik gaf ’m ’n abedoedas, dat hie teegn de grond sleug. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |