Woord: livrei
livrei , leverij
, voor: lijf, lichaam; ik heb hum is geducht wal op ’t leverij geven = hem een geducht pak slaag gegeven; ook Gron. lijverai, leverei; wat op ’t lijverrai geven. (livrei = bijzondere kleeding van eenen bediende of lakei, enz., eigenl. leverij, van het Fransch livrer, en dit van het Hollandsche: leveren = geven. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
livrei , lijverai , lievrai, leverei
, (= livrei), voor: lijf, lichaam, iemand wat op zien lijverai, enz., ook: op zien leveransie geven (– speulen) = hem een pak slaag geven, afrossen. – fig.: wat op ’t lijverai hebben = wat op zijn geweten hebben en deswege ter verantwoording geroepen worden. – (lievrei, eigenlijk voor: leverij, van ’t Nederlandsche leveren.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
livrei , livrai* , lijverai*
, zie ook lijverai * (bldz. 253.) Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
livrei , leverei , de, het
, (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe) = lichaam, eig. livrei Hij gaf die kerel goed wat op de leverei (Eke), Het volk wilt heur almaol op de leverei aanpakken, vernederen (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
livrei , lieverij , zelfstandig naamwoord
, "Daamen, Handschrift 1916 ""mar wè kreeg ie op z'n lieverij (scherpe terechtwijzing)""; WNT LIVREI - Kleedij waardoor zich een bepaalde categorie van personen onderscheidt." Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |