Woord: merken
merken , merken , (zwak werkwoord)
, merken. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
merken , marken , (zwak werkwoord)
, merken. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
merken , marken
, een merk geven, merken. Vervoeging: markte; markt. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
merken , marken
, bemerken, merken. Vervoeging: mōrk; mōrken, bemōrken; Zuid-Hollandsch gemorreke = bemerkt; mōrken, murken, gemerkt, bemerkt, bespeurd; ’k heb d’r niks van mōrken; wie mōrken ’t nijt eerder veur dat ’te loat was. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
merken , merken , (sterk werkwoord, transitief en intransitief)
, mòrk, gemòrken , Zie de wdbb. || Ze had ’en scheur in der goed, maar ze mork ’et niet. Ik heb ’er niks van ’emorken. – Die kist is niet ’emorken (niet van een merk voorzien). – Evenzo heeft Fri. mierkje in de verl. tijd mork of murk, in het deelw. murken (EPKEMA 293). – Vgl. miereken. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
merken , mōrken , murken
, bemerkt of gemerkt (in ’t Nederlandsch in de spreektaal ook wel: gemorken.) Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
merken , maiken , zwak werkwoord
, merken (van merkteken voorzien). Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
merken , mork
, merkte; gemorke, gemerkt. Kettur niks van gemorreke Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer. |
merken , merke , werkwoord
, In de betekenis van bemerken wordt dit werkwoord vaak sterk vervoegd, namelijk: ik mork/murk = ik merkte ik hew ’t nooit morken/murken = ik heb het nooit gemerkt. Vgl. Fries murk-murken. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
merken , mirke
, mirkde, haet of is gemirk , merken; bemerken. De wėsj mirke: het wasgoed van een merkteken voorzien. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
merken , marken , maarken, merken , sterk, zwak werkwoord, overgankelijk
, Ook maarken (Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe, noord), merken (Ass) = merken, gewaar worden Hij hef er niks van emarkt dat wij hum de klompen vol water edaone hadden (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
merken , marken , maarken , zwak werkwoord, overgankelijk
, Ook maarken (Noord-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord) = van een merkteken voorzien De bommen die kapt moet worden, zint almaol markt (Dal), Zie wilt kommen te biggen marken (And) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
merken , märken
, 1. merken; 2. merkteken geven Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
merken , mârkn
, opmerken. Heb iej d’r niks van emârk? Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
merken , mârkn
, merk aanbrengen, merken. Heb iej dât vaessien emârk? Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
merken , marken , maarken , werkwoord
, bemerken, gewaarworden Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
merken , marken , maarken , werkwoord
, van een merkteken voorzien Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
merken , merreke , werkwoord
, merrek, morrek, gemorreke , merken We hebbe ’t gemorreke We hebben het gemerkt Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
merken , mërke , werkwoord
, mërkde, gemërk , merken , VB: Ich heb gemërk dat 'r neet vëul zeen hèt vuur draon te begênne. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
merken , märken , (werkwoord)
, märken, emärkt , merken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
merken , mirke , werkwoord
, mirktj, mirkdje, gemirkdj , merken Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |