Woord: noten
noten , neudjen , neutjen
, zie: neutenschijten. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
noten , neudjen
, het spelen met of op noten. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
noten , nötten , (werkwoord)
, nötten, enöt , hard tegen de bal trappen. Een pöttien nötten op de Törfmärkt. Zie ook: voeballen, metsen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |