Woord: Oldambt
Oldambt , Oldampt
, (met den klemtoon op: ampt, waarvan de p niet gehoord wordt). Dit deel der provincie werd van ouds onderscheiden in Klei-Oldampt (ook: Klein-Oldampt), en Wold-Oldampt (of: Groot-Oldampt). Het eerste bestond uit: Groot-Termunten en Klein-Termunten, Borgsweer, Woldendorp, Wagenborgen, de Swaag, met de nieuwe dorpen Nieuw-Scheemda, en Nieuwolde; het laatste uit: Midwolde, als hoofdplaats, Oostwolde, West- en Oost- Finsterwolde (’t laatste is geheel weggespoeld, Scheemda, Eexta, de Meeden, Noordbroek, Zuidbroek, en de later op de ontgonnen veengronden verrezen dorpen Muntendam, Veendam, Wildervank en Oude-Pekela. Hoewel oorspronkelijk tot Reiderland behoorende, werden toch later tot het Oldampt gerekend: Westerlee, Winschoten, de Beerta en Nieuw-Beerta. Dr. G. Acker Stratingh, Aloude Staat II, bl. 135 e.v. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
Oldambt , Oldampt*
, heeft in de volkstaal den klemtoon op de laatste lettergreep, evenals ’t Hoogeland, Westerwolde; vgl. Westerkwartier . Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |