Woord: sering
sering , serenen , sierenen
, seringen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
sering , sereenen , siereenen
, seringen. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
sering , singeringen
, seringen (bloemen). Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen |
sering , siering , zelfstandig naamwoord de
, Variant van sering. | Sieringe luchte lekker. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
sering , sering , singering, sirene , de
, seringen , Ook singering (Zuidwest-Drenthe, zuid), sirene (Zuidwest-Drenthe, noord) = sering Seringen roekt zo lekker in huus (Eri) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
sering , singeringe
, sering. Ook: seringe (Kampen, Kamperveen), sieringe (Kampereiland) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
sering , sering , seringe , zelfstandig naamwoord
, de; gewone sering Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
sering , seringe , (zelfstandig naamwoord)
, 1. seringenboom; 2. bloem van de sering. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
sering , schrenge
, sering (Hattem). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |