Woord: spikkelkaas
spikkelkaas , spittelkees
, in ʼt Oldambt = dikke melk of room, in een vorm met allerlei figuren, en gaatjes voor het uitlekken van ʼt water, bereid; aldus genaamd naar de puntige uitsteeksels van den blikken vorm. Elders “roomkaas.” Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
spikkelkaas , spikkelkees , spikkeltieskees , de
, Ook spikkeltieskees = komijnekaas Spikkeltjeskeze is lekker op brood (Vtm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
spikkelkaas , spikkelkeze , spikkeltieskeze , zelfstandig naamwoord
, de; komijnenkaas Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |