Woord: tachtig
tachtig , taggentig
, Tachtig. Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56. |
tachtig , tachentîg
, tachtig, ook Gron. Oostfr. Neders. – Kil. MNederl. tachtentig, Oudfr. achtantig. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
tachtig , tachentig , (telwoord)
, tachtig Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
tachtig , tachentîg , taggentîg
, tachtig; ook Drentsch en elders, nl. in de spreektaal. ‑ Kil. t’achtentich, achtentich; ook in Fransch Vlaanderen, benevens: tzestig en tzeventig. West-Vlaamsch tachentig, Oostfriesch, Nedersaksisch, Middel-Nederduitsch tachentîg, tachtentich. “In ’t Middel-Nederlandsch achtig de gewone vorm, sedert door tachtig verdrongen, Hoogduitsch achtzig, Engelsch eighty. Reeds vroeg kwam benevens tachtig ook tachentig en zelfs tachtentich in gebruik.” (Verdam MNederl. Wbk.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
tachtig , tachentig
, Tachtig. Analogievorm van zeventig en negentig. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
tachtig , tachentig*
, in ʼt Middelnederlandsch “achtig” (evenals Hoogduitsch achtzig en Engelsch eighty); bij Kil. achtentich en tʼ achtentich. Ook elders in de spreektaal. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
tachtig , tachĕntig
, tachtig. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
tachtig , tachentig
, Tachtig. Analogievorm van zeventig en negentig. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
tachtig , tachentig
, tachtig Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
tachtig , tachnteg , telwoord
, 80 Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
tachtig , taggetig
, tachtig. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
tachtig , tangn’teg
, (ouderwets), tachtig Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
tachtig , tachetich
, tachtig. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
tachtig , taachtich
, tachtig. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
tachtig , tachentig
, tachtig. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
tachtig , tachtig , tachentig , telwoord
, Ook tachentig (veroud.) = tachtig Ik moe nog tachtig zak erpel oflevern (Zwin), Hij wordt noe tachtig joor (Nsch), Mit tachtig waai eerder stokold (Koe) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tachtig , tachtigste , bijvoeglijk naamwoord
, tachtigste A’k nou weer jaorig mag wezen, bin ik in mien tachtigste (Mep), ...in mien tachentigste zei iemand van 78 jaar (Bor) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tachtig , taggentig
, tachtig. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
tachtig , tachentig
, tachtig Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
tachtig , tachteg , tachnteg
, tachtig. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
tachtig , tachtig , tachentig , telwoord
, tachtig Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tachtig , tachenteg , telwoord
, tachtig Hij wor’ vande zummer tachenteg Hij wordt deze zomer tachtig jaar Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
tachtig , tachetig , telwoord
, tachtig , tachetig VB: Me groetvajjer ês tachetig en me groetmôjjer twieennuügetig woerde. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
tachtig , taggetig
, tachtig. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
tachtig , tachentig , tachtig , (telwoord)
, tachtig. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
tachtig , taggetig
, tachtig , ik ben al taggetig = ik ben al tachtig- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
tachtig , tachentig
, tachtig. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
tachtig , tachetig , tachentig
, tachtig Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
tachtig , tachetjig , tachentjig , telwoord
, tachtig Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
tachtig , taageteg , taggetig , telwoord
, tachtig; onzen oopaa is bekaant taageteg; Cees Robben - Naa moete meej oew taageteg jaor wir leere lôope; Stadsnieuws - Hij is vendaog taageteg gewòrre, mar ge zogget em nie geeve (130509); B taachetig; Hoppenbrouwers – tààgenteg (gerekte aa, epenth. -n- als in zeventig, negentig); WNT TACHTIG - Naast tachtig vindt men in het Mnl. en nog lang daarna TACHENTIG en tachtentig, dat het oudste schijnt te wezen; Cees Robben – Hier zaagde naa mannen van taggetig jaor (19571221) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
tachtig , tachetig
, tachtig Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |