Woord: tui
tui , tooi
, kabel, Nederlandsch tui. “De scheepvaart … zal … gestremd zijn, wegens het leggen van een tooi.” Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
tui , tooi , (zelfstandig naamwoord vrouwelijk en onzijdig)
, Touw, takel om iets vast te zetten. Ned. tui. In de inventaris van een molenmakerij (Zaandijk a° 1846) vindt men vermeld: “1 zijtooi, 1 voortooi, 1 achtertooi, 1 watertooi (vijgetouw, d.i. van vijgetouw gemaakt), 1 dubbeld tooi, 3 3tooistropjes”. || ’En heistelling en ’en rechtmast staan mit vier of meer tooien vast. – Vgl. tooien en tooistrop. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
tui , tooi
, kabel, Nederlandsch tui, bvb. ter stremming van de scheepvaart; vergelijk tooitouen *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
tui , tu , tuui, tui , tussenwerpsel
, (Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook tuui (Kop van Drenthe), tui (N:Kop van Drenthe) = 1. lokroep voor koeien Tuui, tuui, tuui (Pei) 2. lokroep voor biggen (Zuidwest-Drenthe, zuid) Tu, tu, tu (Bro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tui , tooi , tui , de
, tooien , (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Kop van Drenthe). Ook tui (Kop van Drenthe) = schuinlopende bevestigingsdraad aan bijv. een hoekpaal Een tooi was tegenover de schoor (Row), De tooi möt wat beter anhaald worden (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tui , tooi , zelfstandig naamwoord
, de; sterke draad waarmee men iets groots, zwaars, hoogs vastzet Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tui , tui , zelfstandig naamwoord
, de; bevestigingsdraad Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |