Woord: vlinderen
vlinderen , flittern*
, [bl. 518]: bet Hoogduitsch Flitter of Flinder is in de beteekenis van “vlinder” verouderd, thans beteekent het: klatergoud; vgl. verder bet Engelsche to flirt en to flit. Zie ook bldz. 506 II b. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
vlinderen , vlindern , zwak werkwoord, onovergankelijk
, fladderen Hij vlindert van de ene hen de aander telkens naar een ander meisje (Hav), En dat vlindert mar um heur toe (Nije) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |