Woord: zwaar weer
zwaar weer , swoarweer
, (klemtoon op weer) onweder; wie hebben van nacht slim swoarweer had = het heeft van nacht erg gedonderd, enz.; komt swoarweer = het onweder is in aantocht; bin ie ook bang veur swoarweer? Oostfriesch swaar wär ‑ Op zee: zwaar weer = storm, Groningen stoer weer. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
zwaar weer , zwoarweer*
, heeft den klemtoon op de tweede lettergreep, dunderweer* op de eerste; op zee: zwaar weer = storm. Vgl. onweer . Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |