Woord: aanpissen
aanpissen , anpissen , werkwoord
, tegen iemand aan urineren (door honden) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aanpissen , anpisse , uitdrukking
, Je kennet anpisse Het is vlakbij; Je ken ’t añ pisse Het is heel dichtbij; ook: anzaaike Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |