Woord: aanploegen
aanploegen , anploegen , werkwoord
, aanploegen: voortdurend ploegen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aanploegen , ònploege , zwak werkwoord
, aanaarden met de ploeg (van aardappelplanten); WBD I:1454 (Hasselt) ònploege Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |