Woord: achteroverslaan
achteroverslaan , achteroverslaon , sterk werkwoord, overgankelijk
, 1. achterovervallen, achteroverslaan Hij sleug achterover van de stool (Bei), De bliksem sleug zo dicht bij hum in, dat hie sleug zo aachterover (Anl), Daor zal e wal niet van achteroverslaon onder de indruk raken (Sle) 2. achterover doen vallen Hij slat zien tegenstander achterover (Rod) 3. in één beweging leegdrinken Hai sluig de borrel in ain keer achterover (Eco), In de gaank weg sleug ie dreei aachterover (Dwi), Hie hef heel wat aachteroverslaogen (Bal) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achteroverslaan , aachteroverslaon , werkwoord
, 1. hard achterovervallen 2. snel opdrinken 3. meejatten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
achteroverslaan , [naar achteren vallen; verbaasd zijn] , achteraoverslaon , (werkwoord)
, 1. achteroverslaan, achterovervallen; 2. erg verbaasd of ontsteld zijn; 3. snel of achter elkaar uitdrinken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |