Woord: achterstel
achterstel , achtrstel , zelfstandig naamwoord
, achterradstel, van boerenwagen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
achterstel , achterstel , het
, 1. achterste deel Der zit een goud achterstel an die koou (Wtv), Die koe hangt wat in het achterstel (Wes), Heur achterstel vrag een briede stoel achterwerk (Hgv) 2. achterstel van de houten boerenwagen (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe) en van de ploeg (hy:Zuidwest-Drenthe en Kop van Drenthe) Het achterstel is het totaal vanaf het midden van de boerenwagen, behalve het dek en de zijschotten (Gro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achterstel , aachterstel , zelfstandig naamwoord
, et 1. achterstel van een voertuig, vooral: van een boerenwagen 2. achterste, achterwerk Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
achterstel , aachterstel , zelfstandig naamwoord
, nasleep (Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
achterstel , aachterstèl , zelfstandig naamwoord
, achterstel; WBD koej meej goej aachterstèl - koe met mooie billen, ook genoemd: 'vierkaante', 'schoon gedraajde', 'meej goej / mooje bille'; Leo Goemans - Leuvens taaleigen (1936) – ACHTERSTEL, zelfstandig naamwoord m. - achterstallige schuld Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |