Woord: achteruitzetten
achteruitzetten , achteroetzëtte
, zat achteroet, haet of is achteroetgezat , achteruitzetten. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
achteruitzetten , achteroetzetten , zwak werkwoord, onovergankelijk
, 1. naar achteren zetten Wil ie die wagen even achteruutzetten? (Eli), ...die klok even een uur achteroetzetten (Hoh), fig. Hij hef de klompen achteroetzet is overleden (Hijk) 2. wegzetten Der komp volk an, zet die koekies gauw achteruut (Ruw), Zet dat mor achteroet, dat eet wij dat mörgen wal op (Gas), fig. Ze hebben hom achteruutzet niet mee laten tellen (Vtm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
achteruitzetten , aachteruutzetten , werkwoord
, 1. naar achteren zetten 2. achterstellen, niet begunstigen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |