Woord: afknauwen
afknauwen , afknaaien , (ofknaaiǝ) , (zwak werkwoord, transitief)
, Iets met geweld van een ander voorwerp afdraaien. Zie knaaien. || Hij heb de krek (knop) van de deur of’eknaaid. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
afknauwen , ofknauwen , ofknauweln , zwak werkwoord, overgankelijk
, Ook ofknauweln (wh) = afknabbelen, afkluiven Die botties kuj toch zo lekker even ofknauwen, ...ofknoeven (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afknauwen , ofknauwen , werkwoord
, afkluiven Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |