Woord: afmaaien
afmaaien , aafmeeë
, meede aaf, haet of is aafgemeet , afmaaien. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
afmaaien , ofmèeien , zwak werkwoord, overgankelijk
, afmaaien Ik zal de stiekels even ofmaaien (Row) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
afmaaien , ofmi’jen , werkwoord
, afmaaien Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
afmaaien , [afmaaien] , aafmejje
, afmaaien Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |