Woord: apenland
apenland , apeland , (zelfstandig naamwoord onzijdig)
, Arm, onvruchtbaar, land (de Wormer). || As je die akker kopen wille, moet je er niet te veul voor geven, ’t is maar apeland. Het is apeland, er groeit niks op. – Evenzo in Friesl. – In het Ned. heeft apenland een andere bet.; zie Ned. Wdb. II, 544. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
apenland , aepelaand , zelfstandig naamwoord
, et; slechte, haast onbruikbare grond Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |