Woord: bargen
bargen , bargen , baargen , werkwoord
, 1. knoeien met vloeistof of kneedbare substantie, morsen, klodderen 2. wadend gaan (en daarbij zichzelf bevuilend) Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |