Woord: bedenk
bedenk , bedenk
, als zelfstandig naamwoord voor: bedenking: ’t komt mie in gijn bedenk! = ik behoef mij er niet op te bedenken, ’t behoeft niet eens tijd van beraad; is gijn tied van bedenk = wij moeten terstond een besluit nemen; in bedenk hol’n, geven, stoan, komen = in beraad houden, in bedenking geven, in beraad staan, in bedenking komen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
bedenk , bedenk
, in de zegswijze in gien bedenk, onder geen beding. | Je komme veneivend in gien bedenk de deur uit. De oorsp. zegswijze luidde, in gien beding = onder geen beding. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
bedenk , bedenk , bedenkt
, Ook bedenkt (ZWN). Var. als bij denken = overweging Ik wil het nog een paar dagen in bedeink holden (Bei), ...in mien bedenk (Klv), ...in het bedenk (Dro), ...ien bedenkt (Wsv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bedenk , bedaenk , zelfstandig naamwoord
, bedenk, overweging, in in bedaenk, bijv. Ik wil et een peer daegen in bedaenk holen/hebben Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bedenk , bedeenk , zelfstandig naamwoord
, bedenktijd , (bedenktijd krijgen) bedeenk kriége VB: 'r Hèt nog tot muerge bedeenk krège meh daan môt 'r zich dissedere. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |