Woord: begerigheid
begerigheid , begearegàejd , zelfstandig naamwoord,vrouwelijk
, hebzucht Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
begerigheid , begerighied , zelfstandig naamwoord
, de; het begerig zijn Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |