Woord: begrafenis
begrafenis , begraffenis , (vrouwelijk)
, begrafenis. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
begrafenis , begraffenis , begraftenis
, begrafenis; ’k bin noa de begraffenis van mien oom west = ik kom van die begrafenis terug; ik bin op de, enz. west = ik heb die plechtigheid bijgewoond. – Hooft begraffenis. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
begrafenis , begraffenisse
, Begrafenis. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
begrafenis , begroef , (zelfstandig naamwoord)
, In de uitdr. te begroef gaan, te begraven gaan. Weinig gebruikelijk. || Ik gaan morgen te begroef. We hebben te begroef ’eweest. Vgl. Ned. te begroef gaan (Ned. Wdb. V. 795). Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
begrafenis , begrafnis , begraftenis
, begrafenis; vgl. genocht *. In 1687 werd uitgevaardigd eene Ordonnantie op de “Begraffenis-kosten.” Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
begrafenis , begraffenisse
, Begrafenis. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
begrafenis , begreffenis , v
, begrafenis. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
begrafenis , begraefenis , vrouwelijk
, begraefenisse , begrafenis. “De blieë gaon veurop”, zegt men bij de begrafenis van een suikertante of -oom. Een gewoonte van eertijds was het, daarbij te bidden bij kruisen en kapellen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
begrafenis , begraffenis
, gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde wordt besteld; óp de begraffenis nuuëje, ter begrafenis noden Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
begrafenis , begroffenis , zelfstandig naamwoord
, begrafenis, uitvaart. Vensters en gordijnen bleven gesloten zolang het lijk “booven èèrd”stond. De buurt werd “ongezeejd”(zie aldaar). Buurtgenoten droegen de baar naar kerk en kerkhof. Woonde men ver weg, dan werd de kist op een boerenwagen naar de grens van het dorp gereden. Bij kindersterften, die vaak voorkwamen, versierden buurvrouwen het kistje. Jongens uit de buurt droegen het. Meisjes liepen ernaast met palmtakjes die versierd waren met blauwe en witte papieren linten. Deze takjes werden op het graf geplant. Bij volwassenen werden enige tijd de zware klokken geluid vanaf de derde dag voor de begrafenis. Voor kinderen, die een Engeltjesmis kregen, luidde de lichte klepklok. Deftige begrafenissen werden voorafgegaan door de kwèèker of schreuwer, die geheel in het zwart gestoken was en een witte doek meedroeg. Jantje Brouwers was de laatste huilebalk. Er was een grote keuzemogelijkheid. Men kon begraven worden met een Solemnele Mis, een Plechtige Mis of een Mis eerste, tweede of derde klas. Maar dood waren ze allemaal. Familieleden en buren namen na de begroffenis deel aan een koffiemaaltijd in het sterfhuis of een herberg. Men moest daarvoor “gebid” of “verzocht” zijn. Bròòjkes meej kèès (broodjes met kaas) vormden de hoofdmoot. Het was niet ongebruikelijk dat er een stevige borrel mee suiker gedronken werd, vooral als het geen “droevig lèèk” was. Zie ook: busselke en onzègge. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
begrafenis , begraefenisse , begräffenisse
, begrafenis. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
begrafenis , begrafenis , begrafenisse, begraffenis, begraffenisse, begraove
, begrafenissen , Ook begrafenisse (Zuidwest-Drenthe), begraffenis (Zuidoost-Drenthe), begraffenisse (Zuidwest-Drenthe), begraovenis (Noord-Drenthe) = 1. begrafenis De begrafenis is um tien uur (Sle) 2. begrafenisstoet Daor gait ok een begrafenis langes (Bco), zie ook groeve Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
begrafenis , begraffenis
, begrafenis Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
begrafenis , begraffenisse , begrafenisse, begräffenisse
, (Kampen) begrafenis. Ook: begrafenisse (Kampereiland, Kamperveen), Gunninks woordenlijst van 1908: begräffenisse Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
begrafenis , begrâfenisse
, begrafenis. ’n Begrâfenisse wordt op ’t leste soms ’n feessien. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
begrafenis , begrôffenes
, begrafenis , Ur was veul liid óp de begrôffenes, nog zó jóng én wat'tie al nie aachter lôt. Er was veel leed op de begrafenis, nog zo jong en wat hij al niet achterlaat. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
begrafenis , begraffenis , begraffenisse , zelfstandig naamwoord
, de 1. begraving van een lijk 2. begrafenisstoet Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
begrafenis , begraefenis , zelfstandig naamwoord
, begraefenisse , begraefenissie , begrafenis Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
begrafenis , begraffenis , begreffenis , zelfstandig naamwoord
, begraffenisse, begreffenisse , begrafenis , begraffenis VB: Noé been ich dis wëk nao dry begraffenisse gewès.; begreffenis Zw: Es te eng by (vleeg, wêspel) kepot hûis, koëme t'rs tien nao de begreffenis: het zijn er zoveel, ze zijn niet uit te roeien Zw: 'n Groete begreffenis: een drukke begrafenis. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
begrafenis , begraffenis
, begrafenis Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
begrafenis , begraofenis
, begrafenis. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
begrafenis , begraffenisse , (zelfstandig naamwoord)
, begrafenis. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
begrafenis , begráffenis
, begrafenis Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
begrafenis , begraffenis
, begrafenis Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
begrafenis , begròffenis , zelfstandig naamwoord
, begrafenis; B begraofenis; Kees & Bart (krantenrubriek 1922-193?): begroffenis; Cees Robben: De biste plòts bij en begròffenis èn en brölòft, dès den twidde waoge .Cees Robben: ge zult nòr de begròffenis moete; Cees Robben: óp begròffenisse wòrdt nie eens mir gelaage; Des un hil beleevenis, zon begroffenis. (Hein Quinten, Tilburgse spreuken; ca. 1990); WBD (III.3.3:320) begròffenis = begrafenis; ook: ötvaort; A.P. de Bont, Dialect v. Kempenland (1958): begraffenis zelfst. nw. vr. begrafenis; Jan Naaijkens, Dès Biks (1992): begroffenis - begrafenis z.a. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |