Woord: bericht
bericht , bericht , zelfstandig naamwoord ’t
, in de zegswijze gien bericht, goed bericht, maak je niet bezorgd: als er iets mis zou zijn, zou men dat wel bericht hebben. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
bericht , bericht , het
, berichten , 1. mededeling Wij bint er niet hen west, want wij hadden gien bericht had (Bal) 2. (mv.) nieuwsberichten, inz. het weerbericht Wij heurt aaid even de berichten op de radio (Sle), De meinsen wilt heuien, mar de berichten bint slecht (Koe) *Gien bericht, goed bericht (Dwij); Een slecht bericht komp altied vro genog (Hijk) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bericht , berich
, bericht. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
bericht , beriecht
, bericht , Dé's 'n goej beriecht wa we hurre, zétte géij ne klééne ôn, vôst gefliesietiird. Dat is 'n goed bericht wat we horen, ben je in verwachting, alvast gefeliciteerd. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
bericht , bericht , zelfstandig naamwoord
, et 1. bericht, tijding, mededeling die men doet 2. krantenbericht, bericht in een ander medium 3. weerbericht 4. (mv.) nieuwsberichten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bericht , berichie , zelfstandig naamwoord
, kort bericht Da’ berichie hebbik in de krant geleze Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |