Woord: bierwagen
bierwagen , beierwaage , mannelijk
, beierwaages , brouwerswagen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bierwagen , bierwaoge , zelfstandig naamwoord
, bierwagen. Niet te verwarren met bierkar. De bierwaoge was een lange, smalle duwwagen waar een viertal biertonnen in paste. De oude Jan van Ham reed met zo’n wagen van brouwerij de Roos (H. F. de Leyer) langs de Beekse herbergen. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
bierwagen , bierwaegen , zelfstandig naamwoord
, de; bierwagen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bierwagen , waandelende beerwäoge , zelfstandig naamwoord mannelijk
, beerwäoges , bierdrinker , (fervent bierdrinker) beerwäoge VB: 'nnen Échte beerwäoge, 'r ês kepäobel vuur twêntig gläozer per däog te dreenke.; 'nne waandelende beerwäoge Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |