Woord: biggenmot
biggenmot , biggenmot , biggemot
, (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook biggemot (Kop van Drenthe) = zeug, waarbij biggen worden gefokt Ik heb de biggenmotten der oet jagd (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
biggenmot , biggemotte , zelfstandig naamwoord
, de 1. zeug die voor de eerste keer bigt 2. drachtige zeug 3. zeug met jonge biggen 4. zeug die al wat ouder is en al regelmatig heeft gebigd Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |