Woord: billen
billen , billen , (zwak werkwoord)
, behakken, vooral van molensteenen. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
billen , billen
, bikken, scherpen van molensteenen. Hoogduitsch billen, en: Bille = bilhamer (Akveld). Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
billen , bille
, bilde, haet of is gebilt , slaan; scherpen van molensteen. Ouder en meer gebruikt voor het scherpen van molenstenen is “sjirpe”. Hae kreech ze gebilt: hij kreeg slaag. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
billen , billen , zwak werkwoord, overgankelijk
, scherp maken van molenstenen Meulenstienen moet bild worden (Oos) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
billen , billen
, scherp maken van een molensteen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
billen , billen
, zitvlak Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
billen , billn
, scherpen van de molensteen. De mulder lag tut diepe in de nach te billn. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
billen , billen , werkwoord
, kerven maken in een molensteen met behulp van de bilhamer Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
billen , bille , werkwoord
, groeven in een molensteen scherpen (Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |