Woord: blakstil
blakstil , [doodstil] , blak stil , (bijvoeglijk naamwoord)
, doodstil. Het is blak stil, er is geen het minste togtje te bemerken, geen blad beweegt zich, men zou op het land haast zeggen: bladstil. Daar het evenwel meer een zeemanswoord is, wil men het afleiden van het woord black dat een toestand van de zee te kennen geeft die haar door volkomene stilte eene kleur doet aannemen, welke zij vóór noch na de stilte bezat. Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend. |
blakstil , blakstil
, bladstil. Marken blak, Friesch blak-stil = geheel stil, van den wind en het weder. (v. Dale: blakstil, bladstil = doodstil.) Wellicht moet hier aan eene wisseling van d en k gedacht worden. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
blakstil , blakstil*
, ook bij v. Dale. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
blakstil , blakstille
, zie bladstille Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
blakstil , blakstille , bijvoeglijk naamwoord
, bladstil, blakstil Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |