Woord: bonenbrij
bonenbrij , boontjebrei
, soep van tuinboonen. Vgl. brei. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
bonenbrij , bonnenbrij , bonebrij
, Ook bonebrij (ti) = brij van bonen ..goeie erappels met slaachterij en daornaost beste bonebrij (ti) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bonenbrij , bonebriāj , zelfstandig naamwoord
, de; boonsoep Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |