Woord: aaltgat
aaltgat , [mestgat] , aalgat , (onzijdig)
, mestgat. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
aaltgat , aaltengat , (onzijdig)
, mestgat. Wintersw. alengat. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
aaltgat , eelgat , het
, (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe) = gierput, put voor mestvocht Pas op kinder, niet te dicht bij het eelgat (Odo), Wie moeten het alegat leegmaken (Klv), Het eelgat was vol in het zwienhok (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |