Woord: aanlaten
aanlaten , [zachter worden] , ãnlaoten , (sterk werkwoord)
, zachter worden. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
aanlaten , anloaten
, laten branden, van lamp, kaars of kachel, ter onderscheiding van: oetpoesten (uitblazen), enz. – Ook: de deur anloaten = niet dicht doen maar op een kier laten. Vgl. aanlaten bij v. Dale. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
aanlaten , anloaten*
, aanlaten ook Nederlandsch. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
aanlaten , anloatn , werkwoord
, meer melk gaan geven Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
aanlaten , anlaoten , sterk werkwoord, onovergankelijk
, (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe) = 1. aanlaten Hij hef het locht anlaoten (Bov), Laot de kachel mar an (Hol) 2. toenemen in melkproductie Hoe giet het met dat veersie? Nou, hij lat nou mooi an (Noo), Wij hebt een mooi naozommer, de koenen laot nog weer an (Hoh), Zie bint weer anlaoten (Sle), zie ook toelaoten Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanlaten , anlaotn
, aanlaten van verlichting enz. Ie muttn ’t lich anlaotn veur de kippm. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
aanlaten , ònlaote , sterk werkwoord
, ònlaote - liet aon - òngelaote , aanlaten, niet uitmaken; Leo Goemans - Leuvens taaleigen (1936) - AANLATEN - Laten aanhouden (v. e. kleedingstuk); door laten branden (vuur, licht); Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899) - AANLATEN - laten branden Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |