Woord: aanpakker
aanpakker , anpakker , de
, anpakkers , 1. iem. die aanpakt Dat is een anpakker, dei weit wat e wil (Bov) 2. iemand die je ineens vastpakt en/of bang maakt (Zuidoost-Drents zandgebied) Den stund bekend as een anpakker (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanpakker , anpakker , zelfstandig naamwoord
, de; aanpakker, iemand die van aanpakken, hard werken weet Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |