Woord: aanpeuteren
aanpeuteren , anpeutern , zwak werkwoord, onovergankelijk
, (Zuidoost-Drents zandgebied) = doorwerken Ie mut wat anpeutern, aans kowe niet klaor (Hol) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanpeuteren , anpeuteren , werkwoord
, doorwerken, opschieten met het werk, meer werk verzetten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aanpeuteren , ònpeutere , zwak werkwoord
, Pierre van Beek - hard werken, flink doorwerken Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |