Woord: aansluiten
aansluiten , ansluten
, sleut an, an eslötten , aansluiten. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
aansluiten , ansluten , sterk werkwoord, overgankelijk
, aansluiten Zie hebt oes het licht ansleuten (Sle), Wij moet ansloeten, aans kom wij nooit an de beurt (Gas), Hai hef zich bie dai vereniging ansloten (Git), As het hoefiezer de goeie maote hef sluten de nokken goed an (Dwij) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aansluiten , ansluten , werkwoord
, aansluiten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aansluiten , ònslèùte , sterk werkwoord
, ònslèùte - slôot aon - òngesloote , aansluiten; WBD III. 4. 4:201 'aansluiten' = grenzen; ook 'raken', 'aanliggen'; Leo Goemans - Leuvens taaleigen (1936) - AANSLUITEN - aan een ander voorwerp sluiten of passen. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
aansluiten , aansloe~te
, aansluiten Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |