Woord: aanstemmen
aanstemmen , [bepalen, afspreken; benoemen] , anstemmen , aanstemmen
, bepalen, afspreken. Ook = benoemen. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
aanstemmen , anstemmen , zwak werkwoord, overgankelijk
, (wp, wm, wb) = 1. bepalen, afspreken 2. benoemen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |