Woord: aanstonds
aanstonds , anstond , astond , (klemtoon op: stond)
, terstond, dadelijk; Gron. anstons (v. Dale: aanstonds = terstond, dadelijk, onmiddellijk.) Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
aanstonds , anstōns , anzent, anzens
, aanstonds, dadelijk; Zuid-Nederlandsch: aanstaans. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
aanstonds , anzent , anzens
, aanstonds. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
aanstonds , aanst
, aanstonds (1899). Bron: Beets, A. (1954), ‘Leidse woorden en uitdrukkingen’, in: Bicker Caarten, A. (red.), Leids Volksleven, Leiden: Sijthoff |
aanstonds , stonties
, (ouderwets), aanstonds Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
aanstonds , aanst
, aanstonds. Ik kom aanst. Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer. |
aanstonds , aansen , aansens, aasen, aansens, aansies, aasies, aans, aa , bijwoord
, Aanstonds. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
aanstonds , aasjtaons
, aanstaande. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
aanstonds , anstond , astond, astonds, anstonds, anstoonds, anstens
, (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook astond (Midden-Drenthe, N:ti, wb), astonds (Midden-Drenthe, wb), anstonds (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid), anstoonds (Zuidwest-Drenthe, zuid), anstens (Zuidwest-Drenthe, zuid) = direct, dadelijk Ik kom anstond! (Ass), Wie gaon aanstonds naor het laand (Eco), Slao der noou ’n beetie acht op waor oj langs gaot, astond moej hier allennig langs (Eex), De ko wil kalven, kooj anstonds even? (Wap) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanstonds , stonties , stonnies , bijwoord
, (Zuidoost-Drents zandgebied), Ook stonnies (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe) = dadelijk Je va zal stonnies wal opkieken, dat ij al zowied hen bint (la), Ik kom stonties wal even (Sle), Stonties moe’k nog even hen de kapper (Zwe), z. ook anstond, domee Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanstonds , aansend , aansen, aansens, aanst, aans, aansies, aansten, aa , bijwoord
, en var.; over een klein aantal ogenblikken, straks Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |