Woord: aanvreten
aanvreten , anvreten , sterk werkwoord, overgankelijk
, 1. opschieten met vreten As dat peerd ies wat anvrat, konden wie ok wieder (Bov) 2. aanvreten De moezen hadden de zakken anvreten, der zatten almaol gaten in (Sle), De proemen bint anvreten (Eex) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanvreten , [aanvreten] , aanvraete
, aanvreten, aantasten Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |